17 Schaterende reuzen

.  Het is al diep in de ochtend als ze op pad gaan. Eddie trekt de aanhangwagen die oom Fedde gemaakt heeft en zo lijkt het wel een kleine circuskaravaan die door de bergen trekt. Maar niemand kijkt vrolijk, de schrik zit er nog goed in.
.  Anna loopt zwijgend naast Eddie, Lieuwe ligt met koorts in de wagen en wordt door Eelco in de gaten gehouden. Patricia zit bij oom Fedde op de tractor, maar ook daar wordt niet veel gezegd. Het geweldige uitzicht op de bergen waarover een paarse gloed ligt en ook op de weelderige groene valleien is vandaag niet aan hen besteed.
.  Met gestage tred loopt Eddie vooruit. Hij kent elk paadje, elke bocht in de weg, elke boomstronk, elke richel hei en elk weiland op zijn duimpje. Zonder enige aarzeling leidt hij het kleine circus over de bergtoppen. En bij elke driesprong weet hij feilloos welke afslag ze moeten nemen.

Al zijn ze pas laat vertrokken, tegen de avond komen ze in de vallei met het stadje waar ze moeten zijn. Bij een snelstromende rivier houden ze halt.
‘Zo,’ zegt oom Fedde, ‘voor vandaag is het genoeg geweest. Ik ben doodop en ik denk niet dat ik de enige ben.’
Eddie is behoorlijk bezweet geraakt van de lange dagmars en zoekt verkoeling in het heldere water van de rivier. Ook Anna, die het grootste deel van de tocht naast Eddie heeft gelopen, laat zich door het koele water verfrissen. Zoals altijd heeft Patricia nog de meeste energie en zij gaat op verkenning uit. En Eelco waakt als een trouwe verpleger over Lieuwe die nog steeds met koorts in de wagen ligt.
.  Met piepende remmen stopt even later een grote slee naast de wagen. Een beer van een kerel stapt bulderend van het lachen uit de auto en begint dadelijk honderduit te praten. Waar ze vandaan komen, dat ze zeer welkom zijn, hoe ze heten, waar ze naartoe gaan, of ze het mooi vinden hier, of ze eieren nodig hebben, of hout, wat er met Lieuwe aan de hand is en zo voort en zo verder. Een spervuur van vragen ontsnapt aan zijn lippen. Hij praat zo snel dat niemand tijd heeft om op welke vraag dan ook antwoord te geven. Maar hij is wel heel aardig en barst om de haverklap in een bulderende schaterlach uit.
.  Voor ze goed en wel bekomen zijn van deze vrolijke aanval van nieuwsgierigheid is de goedaardige reus alweer in zijn auto geklommen en sjeest hij het terrein af. ‘Die zien we nooit meer terug,’ zegt Anna met een glimlach.
‘Ik kom zowat om van de honger,’ zegt oom Fedde, ‘we gaan eten. Maar eerst ga ik eens naar die arme Lieuwe kijken.’
.  De onfortuinlijke hond ligt rillend van de koorts in Anna’s bed. De wond aan zijn keel is weer opengegaan. Oom Fedde wast de wond helemaal uit en legt een schoon verband aan. Hij kijkt zorgelijk en beveelt Patricia op zoek te gaan naar een apotheek. ‘Ik heb een sterk ontsmettingsmiddel nodig, en wel zo snel mogelijk.’
.  Als Patricia net weg is, komt met gierende banden een nieuwe bezoeker aangereden. Het is weer een boom van een vent in het gezelschap van twee andere reuzen. Zonder uitzondering allemaal bijzonder vrolijk en hartelijk. Ze slepen zakken vol brandhout uit de auto, en dozen met eieren en kannen verse melk worden uitgestald. ‘Zo, dan zullen jullie in elk geval niet verhongeren. Hartelijk welkom in onze vallei en we hopen dat jullie het naar de zin hebben.’.  Oom Fedde is net als de anderen enigszins overdonderd door deze
prettige overval. ‘Nou heren, wat een geweldige verrassing, ik weet niet zo goed hoe we jullie moeten bedanken.’
.  ‘Niks te danken, wij zijn vereerd met jullie komst, alle vreemdelingen zijn hier van harte welkom. En als er iets is wat we voor jullie kunnen doen dan zeg je het maar.’
.  Oom Fedde denkt even na en zegt dan: ‘Er is inderdaad wel een probleem waar wij uw hulp bij kunnen gebruiken. Gisteren is onze Lieuwe door een coyote in zijn hals gebeten. Ik ben bang dat het gaat ontsteken en het zou prettig zijn als er een dokter naar kan kijken.’
Een van de heren stapt nu naar voren. ‘Juist ja, laat mij maar eens even kijken. Hmmm, dat ziet er inderdaad gemeen uit, ik ben zo terug.’ En weg is het gezelschap.
.  Nog geen tien minuten later staan ze er weer, nu hebben ze een oud gerimpeld vrouwtje meegenomen. ‘Dit is mijn moeder, zij weet wel raad met die wond, eh, met die hond.’
.  Het besje is dan weliswaar oud en ook nog eens stokdoof, van geneeskrachtige kruiden weet ze alles. Uiterst voorzichtig maakt ze de wond nog een keer schoon en smeert er een gelig onwelriekend zalfje op. ‘Om het uur de wond verschonen en verse zalf opbrengen, dan is het morgenavond genezen.’
.  Eelco heeft de hele tijd zenuwachtig staan kijken en nu springt hij van blijdschap het ouwetje om de hals. ‘Ho ho, niet zo enthousiast,’ bromt zij, maar iedereen kan zien dat de oude dame straalt. ‘Ach jongens, het is alweer een tijdje geleden dat ze een beroep op me deden, maar ik verzeker je dat deze jonge hond overmorgen weer staat te dansen en springen van levenslust.’
.  ‘Kan ik jullie iets aanbieden, een kop thee, of een beker warme chocolademelk, we hebben nu immers melk in overvloed,’ zegt Anna.
.  De mannen kijken elkaar aan. ‘Nou,’ zegt de grootste, ‘het is verdomd lang geleden dat ik een beker echte chocolademelk heb gedronken, ik zeg daar geen nee tegen.’ En hij likt met zijn enorme tong langs zijn lippen.
.  Even later zitten ze allemaal smakkend te snoepen van de heerlijkste chocolademelk die ze ooit hebben geproefd. ‘Dat is toevallig mijn specialiteit,’ zegt Anna, ‘warme chocolademelk met slagroom, maar slagroom heb ik helaas niet in huis.’
.  Het is heel grappig, drie reuzen die als kinderen zo blij zitten te smikkelen van zoiets simpels als een beker chocolademelk. En trouwens, ook het ouwetje zit met volle teugen te genieten.
‘Morgenochtend kom ik meer verse melk brengen, dan kun je daar slagroom van maken,’ zegt de grootste reus, ‘en dan gaan wij dat soldaat maken, hehehe.’
.  ‘Foei,’ zegt zijn moeder, ‘zo heb ik je niet opgevoed, kinderen die vragen worden overgeslagen.’ Dat geeft de nodige hilariteit, want iedereen ziet dat deze kinderen meer op reuzen lijken.
.  ‘Wij zijn bekaf,’ zegt oom Fedde, ‘mag ik jullie nogmaals van harte bedanken voor het welkomstbezoek, morgen zijn we weer fris en misschien geven we wel een klein concert, tenminste, als Lieuwe weer beter is.’
Dan stuift het gezelschap met gierende banden de weg op, grote wolken stof achter de scheurende wagen.

< Hoofdstuk16 Hoofdstuk 18 >