9 Dokter Fedde

.  Die nacht heeft Anna een vreselijke nachtmerrie. Door de storm en de hoge golven stampt het schip alsof het een kermisattractie is. En de wagen van oom Fedde gaat uit zichzelf rijden in het enorme ruim en botst met een luide knal tegen een dikke pilaar aan.
.  Op hetzelfde moment worden Anna en oom Fedde met een schok wakker. Er wordt hard op de deur van de cabine gebonsd. Een zware mannenstem schreeuwt: ‘Dat luie nest uit jullie, en snel, het schip ligt allang voor anker en we wachten met z’n allen op jullie.’ Nog een harde roffel op de deur en dan wordt het weer stil.
.  Oom Fedde staat verdwaasd naast zijn bed en ook Anna is geschrokken. Snel kleden ze zich aan en rennen door gangen en langs trappen naar het benedendek. Onder het rennen houdt Anna de papegaaiduiker stevig vast en denkt: nou ja, we hebben ons verslapen, maar in elk geval is het schip niet vergaan.
.  Even later staan ze in het ruim en klimmen ze op de tractor. Oom Fedde start de motor en langzaam rijden ze het schip af. Achter hen een stoet enorme vrachtauto’s. . Als ze even later aan wal zijn, zet oom Fedde de wagen langs de kant van de weg. De meeste chauffeurs die hen passeren kijken behoorlijk woest. Maar gelukkig zijn er ook mannen die luid toeteren en een duim omhoogsteken. Die hebben zeker minder haast.
.  Nu gaan ze gauw Eelco uit zijn benarde positie bevrijden. De arme eekhoorn heeft de hele nacht opgesloten gezeten, want durfde voor geen goud uit de kast te kruipen. Als Anna het kastje openmaakt, rolt Eelco op de grond en rent naar de dichtstbijzijnde greppel. Alles wat hij gisteren heeft gegeten komt er weer uit. Oom Fedde begrijpt dat wel. Als je niet van vis houdt en je bent de hele nacht omringd door stinkende vrachtwagens, dan krijg je dat.
.  Anna maakt thee en ze hebben even tijd om rustig rond te kijken. In de verte zien ze hoge bergen en het ruikt zalig. Naar hooi en gras en koeien en, ja, naar wat nog meer? Ik weet het, denkt Anna, het is gewoon frisse lucht, die ruikt zo lekker.
.  Maar de nieuwe passagier ziet er minder fris uit. De papegaai, of liever gezegd papegaaiduiker, want dat heeft oom Fedde goed gezien, is er niet al te best aan toe. Niet alleen is zijn linkervleugel gebroken, ook zijn linkervoet zit onder het bloed. Dat hadden ze gisteren in de consternatie nog niet gezien.
.  Oom Fedde onderzoekt het diertje voorzichtig. ‘Nou jongen, we zullen je vleugel moeten spalken.’
.  ‘Jongedame zult u bedoelen,’ klinkt het bedeesd van achter het kleine brilletje.
.  ‘O, neemt u mij niet kwalijk, dat had ik… eh… niet… eh… begrepen.’
.  ‘Dat geeft niets hoor,’ zegt de papegaaiduiker, ‘ik ben u ontzettend erkentelijk voor de goede zorgen.’ Het schattige dier heeft inderdaad een jurkje met kleurige veren aan.
.  ‘Nou ja, hoe dan ook jongedame, ik zal uw vleugel moeten spalken, anders komt er nooit meer iets van vliegen. Zo te zien valt de wond aan uw voet reuze mee, die is binnen een dag of twee genezen. Eelco, zou jij voor mij zes of zeven stevige twijgen kunnen zoeken in dat bos daar? Het liefst wilgenhout. Dat is stevig en buigzaam. Wilgentenen zogezegd.’
.  Eelco roetsjt meteen de weg over om wilgentenen te zoeken. Eindelijk kan-ie iets doen waar hij goed in is. Iets nuttigs, zullen we maar zeggen, in plaats van iets nuffigs!
.  ‘Ik kan u wel met u blijven aanspreken, maar een naam is misschien toch prettiger,’ zegt oom Fedde.
.  ‘Ach ja natuurlijk, Patricia is de naam, aangenaam kennis met u te maken en nogmaals mijn onuitsprekelijke dank voor de goede…’
.  ‘Ja ja, zo kan-ie wel weer. Ik ben oom Fedde en dit hier is Anna en die rare snuiter met die pluimstaart is Eelco.’
Met de tong tussen zijn lippen is oom Fedde een uur bezig om de gewonde Patricia te verzorgen. Anna ziet dat de vreemde vogel veel pijn heeft, maar ze geeft geen kik. Dat is een stevige tante, denkt ze.
.  ‘Ik denk dat je over een week of twee wel weer kunt vliegen. Tot die tijd ben je welkom aan boord.’
.  Patricia loopt helemaal rood aan van verlegenheid, maar voordat ze weer een litanie van formele dankbetuigingen kan beginnen zegt oom Fedde: ‘Mensenlief nog aan toe, ik barst zowat van de honger.’
.  ‘Ik dacht dat je het nooit zou zeggen,’ zucht Eelco. ‘Jullie hebben gisteravond nog gegeten, ik heb de hele nacht in die afschuwelijke vislucht moeten liggen en heb sinds gisterenmorgen niets meer gegeten.’
.  ‘Rustig maar, dit kon echt niet wachten, gewonde papegaaiduikers en vrouwen eerst, toch?’
.  Anna bakt aardappelen en maakt een heerlijke salade met gekookte eieren, en toe eten ze yoghurt met aardbeien. Alle vier zijn ze voldaan en oom Fedde steekt maar eens een pijp op.
.  ‘Zo, jongens, eh, ik bedoel jongen en dames, ik stel voor dat we vandaag hier blijven, we hebben veel meegemaakt enne… Anna heeft heerlijk gekookt, en Eelco heeft me enorm geholpen met het verzorgen van de jongedame. Morgen gaan we die kant op,’ en hij wijst naar een ruige met sneeuw bedekte bergtop in de verte, ‘dan gaan we zien of we daarbovenop kunnen komen.’

< Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 10 >