3 Eelco de Eekhoorn

.  Met een schok wordt Anna wakker. Het is pikkedonker. Niks, maar dan ook niks te zien.
.  Rustig blijven, nu moet je rustig blijven. Diep ademhalen. We bewegen niet, de wagen staat gewoon stil. En er is niks te horen. Hoe laat zou het zijn? Waar zijn we?
.  Zou mama al ontdekt hebben dat ze weg is? Ach, wat kan het me eigenlijk schelen. Ik ben weg en ga nooit meer terug. Maar ik heb wel honger als een paard. En dorst als een kameel. Op de tast vindt Anna de boterhammen en het water, gulzig eet en drinkt ze.
.  Ineens hoort ze boven zich een heftig gesnuif. Ze wordt bang, het geluid zwelt aan en neemt weer af. Nu snapt ze het, het is gewoon oom Fedde die snurkt. Oei, oei, mijn benen slapen nog. Geen gevoel meer in. Ze wringt zich uit het benauwde hok naar buiten en schudt de spieren los.

.  Ze staan aan de rand van een bos. Als ze voorzichtig om de wagen heen sluipt, ziet Anna een uitgestrekt weiland en in de verte een bos met hoge bomen. En achter die bomen ziet ze nog net de zon die al heel laag staat. Het zal niet al te lang meer duren voor de nacht valt.
.  Ik ga maar eens een wandelingetje maken, denkt Anna, straks zie ik geen hand voor ogen meer.
.  Ze loopt het bos in en slentert over een paadje dat tussen de bomen slingert. Aan de voet van een gigantische beuk gaat ze zitten. Overal om haar heen klinkt vrolijk vogelgekwetter. Maar ze voelt zich ineens heel erg eenzaam en verdrietig. Nu zal ik mama nooit meer zien, en Melle en Roos en Mieke en Daan. Zachtjes begint Anna te snikken. Wat heb ik gedaan, waarom ben ik weggelopen? Ik wil weer naar huis en straks in mijn eigen warme bed liggen in plaats van in dat benauwde hok onder de wagen.
.  Plok!
.  Anna schrikt zich te pletter. Vlak naast haar is met een doffe smak een dikke tak op de grond gevallen. Ze houdt meteen op met grienen en kijkt schichtig omhoog.
.  Dan moet ze verschrikkelijk lachen, want op een brede tak in de rode beukenboom staat een eekhoorn in een lange paarse mantel met een grote trommel om zijn nek. Het ziet er zo koddig uit dat Anna haast stikt van het lachen. Daar is meneer de eekhoorn helemaal niet blij mee en met schrille stem schreeuwt-ie: ‘Kunt u zich alstublieft een beetje gedragen en respect opbrengen voor een gerenommeerde slagwerker als ik!’

< Hoofdstuk 2  Hoofdstuk 4 >