7 Een verstekeling aan boord


Een verschrikkelijk snerpend geluid scheurt de trommelvliezen van oom Fedde en Anna bijna aan flarden. Bovendien gaat de tractor steeds langzamer rijden. Oom Fedde stuurt het hele spul naar de kant.
.  ‘Kijk nou,’ schreeuwt Anna. En warempel, daar zien ze een wiel van de wagen. Tergend langzaam rolt het slingerend over de weg en komt tegen een boom tot stilstand.
.  ‘Nou, dat begint goed,’ zegt oom Fedde. ‘Ik weet niet of ik er verstandig aan gedaan heb om je mee te nemen.’
.  ‘Daar kan ik toch niks aan doen, misschien heeft u het wiel niet goed aangedraaid.’
.  Nu kijkt oom Fedde zo woest dat Anna verder maar wijselijk haar mond houdt. Inwendig vloekend en tierend gaat hij aan de slag. Met bloed, zweet en tranen lukt het hem het wiel te repareren en weer aan de wagen te monteren. En na drie uur zwoegen zijn ze opnieuw onderweg.
.  Het zonnetje schijnt en de wagen rolt, nu zijn ze allebei in een opperbest humeur. Oom Fedde begint er zelfs bij te zingen en Anna voelt zich het gelukkigste meisje op de wereld. Ze rijden langs bossen en akkers, zien dijkjes en meren, en bijna overal groeten boeren en buitenlui vriendelijk naar het vrolijke stel.
.  ‘Ik ruik de zee,’ roept Anna als ze op een recht stuk weg tuffen.
.  ‘Jaja, we komen steeds dichter bij de kust. Nog een halve dag rijden en we zijn er. Maar voor vandaag is het genoeg geweest, ik ga een plek voor de nacht zoeken.’
.  Zo gezegd, zo gedaan, en een kwartier later staan ze op een ruime parkeerplaats aan een riviertje. Oom Fedde haalt van onder een bank hout tevoorschijn en begint een hoog bed voor Anna te timmeren. Ondertussen zet Anna koffie en maakt de wagen aan kant.
.  Als ze buiten een emmer zoekt, ziet ze ineens een vreemde, maar ook bekende kleur onder de wagen. Een lap stof, precies bij de kast waar zij zich de vorige nacht heeft verschanst. Ze slaat verschrikt een hand voor haar mond. En op dat moment hoort ze een dof gebons en gesmoord roepen.
.  Ook oom Fedde heeft het gehoord en is ongerust naar buiten gekomen. Samen staren ze gespannen onder de wagen. Langzaam gaat het kastdeurtje open en ze kijken in de angstige ogen van Eelco de eekhoorn. Eerst is Anna bang dat oom Fedde woedend zal worden. Maar gelukkig ziet ze een brede lach op zijn gezicht. ‘Zozo, daar is alweer een verstekeling aan boord. Kom er eerst maar eens uit, dan drinken we koffie met koek.’
.  Eelco slurpt behoorlijk en hij smakt ook nog eens luidruchtig, maar niemand die zich eraan stoort.
.  ‘Ik was teruggegaan naar mijn hol in het bos en wilde slapen, maar dat lukte niet. Ik moest steeds aan jullie denken en dat ik zo graag mee wilde reizen. Avonturen beleven en de wereld zien en en en… overal muziek maken en beroemd worden enne… andere mensen en dieren ontmoeten en vooral weg uit dat nare bos waar ze een eekhoorn met muzikale kwaliteiten niet op waarde kunnen schatten.’ Zo, dat was eruit. ‘En ik had niet zo op mijn teentjes getrapt moeten reageren, daar bij het bos,’ zegt Eelco er zachtjes achteraan.
.  ‘Teentjes of geen teentjes, kijk jongeheer eekhoorn, de wagen is niet zo heel groot, eigenlijk alleen geschikt voor één persoon zijnde mijzelf. En nu Anna zich heeft opgedrongen is het echt vol. Ja dat bedoel ik te zeggen. Vol is vol.’
.  ‘Maar ik kan me behulpzaam maken en ik beloof dat ik nooit meer uit de hoogte zal doen.’
.  ‘Nee niks daarvan, bovendien heb jij nog eens een enorm grote trommel bij je en waar moeten we die dan laten?’
.  ‘Maar ik kan die grote verbouwen tot drie kleine trommels die in elkaar passen en nauwelijks ruimte innemen. En als het moet kan ik muziek maken en een hoop geld voor jullie verdienen.’
.  Oom Fedde kijkt Anna hoofdschuddend aan. ‘Het gaat echt niet, beste jongeheer eekhoorn, bovendien gaan we morgen met de boot. Naar de overkant. En ik weet helemaal niet of eekhoorns wel met die boot mee kunnen.’
.  Nu kijkt Eelco heel sip. ‘Maar ze mógen me niet in het bos, ze zijn aldoor onaardig tegen me. En oefenen kan ik nauwelijks, want meneer das slaapt altijd overdag en dan kan hij mijn muziek niet verdragen.’
.  Anna ziet dat er een glimlach verschijnt op het gezicht van oom Fedde. Yes, denkt ze, hij gaat vast met zijn hand over zijn hart strijken.
.  En even later is het geregeld, ook Eelco mag mee. Wat is oom Fedde toch een lieverd. Als dank geeft Eelco een daverende drumsolo.
.  Ondertussen timmert oom Fedde Anna’s bed af. Eelco kan zo lang onder de wagen in de kast. En als ze alle drie doodmoe van een lange dag op één oor liggen, komen er heerlijke dromen voorbij.
.  Oom Fedde droomt van de overtocht, eindelijk weer eens op zee.
Anna droomt van de besneeuwde bergen aan de overkant.
.  Eelco droomt van een prachtige concertzaal met schitterende kroonluchters waar honderden toeschouwers uitzinnig klappen voor Eelco de wereldberoemde drummer.
En de wassende maan schijnt over dit vredige tafereel.

< Hoofdstuk 6  Hoofdstuk 8 >