1 Op de vlucht

.  Op kousenvoeten sluipt Anna de trap af. Gelukkig kent ze elke tree. Ze weet precies waar ze haar voeten moet zetten om zo min mogelijk gekraak te veroorzaken.
.  Beneden pakt ze de rugzak uit de kast die ze eergisteren had klaargezet. Alles zit erin om minstens een week te kunnen overleven. Boterhammen met kaas en gestampte muisjes, een kilo appels, bananen en drie liter water. Verder natuurlijk kleren en in een aparte plastic tas haar mooie rooie laarzen. En haar klarinet. Niet dat ze er zo vaak op speelt, maar het is wel háár klarinet, dus die heeft ze er op het laatst toch nog bij gepropt.
.  En nu zorgen dat ik zo stil mogelijk de deur uit kom. Dat stomme slot maakt zo’n herrie.
.  Zachtjes draait ze de sleutel om en duwt de klink naar beneden. Een tergend geknars en dan… ze houdt haar adem in… maar ze hoort niets, alleen haar eigen hartenklop.
.  Dan gaat de telefoon. Van schrik laat ze de rugzak vallen. Nu gaat alles toch nog mis. Zeven keer rinkelt de telefoon. Dan wordt het weer stil. Anna wacht terwijl ze langzaam tot zestig telt… dan een duw en de deur vliegt open.
.  Buiten valt de spanning van haar schouders en Anna zet het op een rennen. Op dit late uur is het doodstil, het dorp is in diepe rust. Zelfs bij bakkerij De Wit brandt nog geen licht. Hopla, de hoek om na de winkel van Johanna en dan de lange rechte Dorpsstraat uit, tot links en rechts de weilanden verschijnen.
.  Het is hier wel akelig donker, geen straatlantaarns meer en een dikke witte mist boven het land. Toch is Anna niet bang. Ze is wel vaker ’s nachts buiten geweest. Een paar weken geleden nog, toen in het dorp verderop kermis was. Ze was er met Merel heen gegaan en ze waren de tijd helemaal vergeten. Pas om acht uur hadden ze door hoe laat het was en toen moesten ze nog een dik uur naar huis lopen. Met de riem had vader haar geslagen. De striemen voelt ze nu nog. Dat is nu allemaal verleden tijd, mij zien ze thuis nooit meer terug.

   Anna staat stil, de rugzak is zwaar, haar schouders doen pijn. Even rusten en een slok water. Als ze tegen een boom zit en de fles aan haar mond zet hoort ze een vreemd schurend geluid. Anna spitst haar oren en kijkt spiedend rond.
.  Dan ziet ze de kop van een koe boven de mist uitsteken en ze ontdekt dat het beest zich schuurt tegen het hek. Ze staat opgelucht op en krabt de koe tussen de horens. Het beest snuift en ruikt met zijn natte neus aan Anna’s handen. De ruige tong likt haar vingers en de grote ogen kijken haar bedaard aan. ‘Ga jij maar lekker slapen,’ zegt Anna, ‘ik ga weer op stap.’
   Als ze zo’n twintig minuten heeft gelopen hoort Anna in de verte een auto aankomen. Nee toch, snel zakt ze op haar hurken en ze sluipt naar de kant van de weg. Bij de sloot laat ze zich naar beneden glijden. Haar linkervoet slipt en komt in het water terecht. Ze voelt dat haar schoen langzaam door en door nat wordt. De koplampen van de wagen komen razendsnel dichterbij, het lijken wel de lichten van de vuurtoren op Texel. Fel en zenuwachtig schiet de lichtbundel van links naar rechts over de weg.
.  Ze zullen toch niet naar me op zoek zijn, denkt Anna in paniek. Ze zakt nog dieper in de sloot, maar het is vals alarm, in sneltreinvaart raast de auto langs haar heen. Een koude windvlaag en dan alleen nog de rode achterlichtjes die langzaam in de verte verdwijnen. Snel klimt Anna uit de greppel. Nu maakt ze echt vaart. Doorstappen, doorstappen, niet treuzelen. Ik moet nu doorzetten, het mag niet mislukken.
.  Daar ziet ze het huis van oom Fedde. Nog even en ik ben er. In de verte klinkt woest geblaf van een hond, verder is het doodstil. De mist lijkt alle andere geluiden te dempen.
. 
Voorzichtig loopt Anna naar de schuur naast het huis en opent zachtjes de deur. Gelukkig, de wagen staat er nog, helemaal klaar voor het grote avontuur. Snel opent ze een van de deurtjes aan de onderkant. Volgestouwd met brandhout. Niks aan te doen, denkt Anna, ik zal onderweg zelf nieuw hout sprokkelen voor de kachel. Een voor een haalt ze de blokken uit het kastje en legt ze op de houtstapel naast de schuur. Dan verzamelt ze grote plukken stro en hooi en spreidt het uit over de bodem en strekt ze zich uit op het geïmproviseerde bed.
.  Al blijf ik hier een jaar liggen, ik ga nooit meer naar huis. En met de gedachte aan een nieuw hoofdstuk in haar leven valt Anna doodmoe in slaap.

Hoofdstuk 2 >