13 Zweet en tranen

Als ze ’s morgens wakker worden is Eelco in geen velden of wegen te bekennen. Ze ontbijten in doodse stilte. Anna krijgt geen hap door haar keel. ‘Ik ga even langs het strand lopen,’ zegt ze.
‘Is goed,’ bromt oom Fedde, ‘maar over een halfuur wil ik gaan rijden.’
.  Anna loopt huilend langs de vloedlijn. Wat zo’n fijn avontuur leek te zijn is door het vertrek van Lieuwe en nu ook Eelco een fiasco geworden. Ze vindt er ineens niks meer aan.
.  Was ik maar weer thuis, kon ik met Merel spelen. Ze stampt met haar voeten op het zand. Misschien is Eelco naar Lieuwes familie gegaan, ze konden het goed met elkaar vinden, die twee. Dan hoort ze de snerpende fluit van oom Fedde en ze holt terug naar de wagen.
.  Oom Fedde is weer in een goed humeur en ook Anna voelt zich wat beter, zo’n wandeling in de zilte zeelucht doet een mens goed. Oom Fedde knijpt in haar wang en zegt: ‘We komen vast wel weer nieuwe vriendjes tegen onderweg. Jullie mogen voor deze ene keer met z’n tweeën bij mij op de tractor.’
.  Even later tuffen ze door het dorp, op weg naar de bergen. Wildvreemde mensen steken hun duim op als ze passeren. ‘Tsjonge,’ zegt Anna, ‘we zijn hier wereldberoemd.’
‘Ja,’ lacht oom Fedde, ‘ga maar niet naast je schoenen lopen.’
.  Als ze het dorp achter zich hebben gelaten wordt het weer wonderlijk stil. Alle drie hebben ze zo hun eigen gedachten, het lijkt er bijna op of ze wegdromen.
.  Nou, dat lijkt het niet alleen, maar het is ook zo. Oom Fedde is er met zijn gedachten in elk geval niet bij. Door een hels getoeter zijn ze plotseling klaarwakker. Vlak voor hun neus staat een kolossale trekker met een gigantische hooiwagen erachter. Bijna waren ze frontaal tegen het gevaarte op gebotst. Nog net op tijd kon oom Fedde remmen.

.  De boer van de hooiwagen beent woedend op ze af.  ‘Potverdrieduizendkerstballen nog aan toe,’ foetert-ie, ‘als ik niet zo’n loeiharde toeter had gehad waren jullie er geweest, kan je niet uit je doppen kijken?’
.  Oom Fedde schaamt zich kapot en verontschuldigt zich van alle kanten.
.  ‘Ja, en hoe moet dat nu verder,’ zegt de boer, ‘dit weggetje is zo smal dat we elkaar niet kunnen passeren en ik kan met dit gevaarte onmogelijk achteruitrijden.’ De boer staat woest met zijn vuisten te schudden als ineens het geluid van een sirene weerklinkt. ‘Ook dat nog,’ mompelt hij, ‘breekt er ook nog eens oorlog uit.’

.  Maar dan verschijnt een brede grijns op het gezicht van oom Fedde, en ook Anna en Patricia snappen plotseling wat er aan de hand is. En warempel, daar verschijnt Lieuwe, met in zijn kielzog een luid schaterende Eelco. Ze vallen elkaar huilend en lachend in de armen.
.  ‘Ik ga jullie toch niet in de steek laten,’ zegt Eelco, ‘ik moest alleen Lieuwe ervan overtuigen dat een band zonder bassist lijkt op een kerstboom zonder piek. Gelukkig snapt Lieuwe dat donders goed, bovendien is hij een rasmuzikant, terwijl ze in die hondenfamilie van hem geen snars begrijpen van muziek. Dus zo moeilijk was het niet hem ervan te overtuigen terug te komen, het heeft alleen wat tijd gekost, ik heb de hele nacht op hem moeten inpraten.’
.  Ondertussen staat de boer zich van woede bijkans op te vreten. ‘Wel duizend kerstbomen op een stokje, jullie staan hier een beetje te lachen en te keuvelen terwijl een arme boer zijn werk niet kan doen omdat… nou ja, laat maar zitten, ik ga de politie bellen en die moet maar uitzoeken hoe dit opgelost wordt.’
‘Nee nee nee,’ zegt oom Fedde, ‘we zullen er dadelijk voor zorgen dat u voortkunt met uw werk. Ik rijd een stukje terug, daar is de weg breder en dan kunt u passeren. En als u wilt kunnen we u ook nog helpen met het binnenhalen van het hooi.’
.  ‘Ben je me nu aan het belazeren of hoe zit dat?’ schreeuwt de boer opgewonden.
.  ‘Nee, ik meen het,’ zegt oom Fedde, ‘we gaan u met z’n allen een handje helpen met hooien als dit probleem is opgelost.’
.  Met vereende krachten wordt de file op het kleine weggetje verholpen en een uur later staan beide wagens op het erf van de boer.
Allemaal hebben ze de mouwen opgestroopt, want nu gaat het werk beginnen. In rap tempo lopen ze achter de brullende trekker van boer Jan aan. Elke baal hooi die op het veld ligt moet op de aanhangwagen worden gegooid. Een geweldig leuke klus, al prikt dat hooi soms irritant. Anna is één en al vrolijkheid, ze voelt zich opperbest, de zon schijnt en iedereen is er weer.

.  Na de zoveelste volgeladen wagen begint Eelco te piepen. Ook Anna voelt haar spieren, maar ze geeft geen kik. Boer Jan ziet Eelco worstelen en zegt: ‘Ga jij maar naar binnen en help de boerin met het avondeten, hier ben je niks meer waard.’
.  Anna en oom Fedde zwoegen voort, vooral oom Fedde is onvermoeibaar. Hij zweet als een otter en Anna ziet de opgezwollen aderen op zijn armen.
.  Ook Lieuwe en Patricia zijn naar binnen gegaan, en als de anderen even later de laatste baal hooi hebben opgeladen, is het voor iedereen tijd om te rusten en te eten. De boerin heeft een geweldige maaltijd gemaakt met soep en een ovenschotel van aardappelen, koolraap en gesmolten kaas.
.  Met een volle buik en een rooie blos gaat de hele meute na het eten naar de zonsondergang kijken.
.  ‘Het spijt me dat ik vanmiddag zo kwaad was,’ zegt boer Jan, ‘maar eind goed al goed, ik ben blij dat ik jullie heb mogen ontmoeten.’

< Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 14 >