5 Waar is oom Fedde?


.
  Anna en Eelco naderen de rand van het grote woud, de plek waar de wagen van oom Fedde staat. Anna vertelt honderduit over de wereldreis die ze gaan maken en over alle avonturen die hun nog te wachten staan.
Eelco is een en al oor. Potdorie, dat zou ik ook wel willen, denkt-ie. Een echte wereldreis. Dan word ik toch nog wereldberoemd. In het bos snappen ze toch niet wat voor een geweldige muzikant ik ben. Het zijn cultuurbarbaren, begrijpen helemaal niks van muziek. Dit meisje begrijpt tenminste wat voor geweldige muzikant ik ben.
.  Maar net als Eelco voorzichtig wil melden dat hij eigenlijk ook mee wil, staat Anna stokstijf stil. In paniek kijkt ze om zich heen.
.  Hier was het toch, op deze open plek stond toch de wagen?
Straks is oom Fedde verder gereden. Zonder haar. Nu is het de beurt aan Anna om keihard te gaan huilen. ‘Hij is weggegaan. Hij heeft me in de steek gelaten,’ snottert ze.
.  Eelco de eekhoorn begrijpt er niets van. ‘Waar heb je het over?’ vraagt-ie.
.  ‘Nou, nogal wiedes, oom Fedde en ik, ik bedoel oom Fedde wist niet eens… nee, hij wist het niet en daarom is-ie natuurlijk weggegaan.’
.  ‘Wie is waar en wanneer weggegaan,’ vraagt Eelco, ‘en waarom?’
.  Anna legt uit hoe de vork in de steel zit. Als ze klaar is, krabt Eelco zich achter de oren. ‘Dus je oom weet niet eens dat je meegereisd bent, ik bedoel, hoe zou hij dat kunnen weten? En ik vind het wel heel naar voor je hoor… dat je vader zo onaardig tegen je is geweest…’
.  ‘Wat nou onaardig, hij sloeg me, dat is gewoon gemeen, heel gemeen. En nu sta ik hier, met een muzikale eekhoorn die ik nauwelijks ken, aan de rand van een bos waar ik nog nooit ben geweest. Het wordt al donker. Waar moet ik straks slapen?’ Weer begint Anna te janken.
.  Eelco weet zich geen raad, dit heeft hij nog nooit meegemaakt. Wat onhandig en verlegen legt hij zijn instrument op de grond en slaat een arm om Anna heen. ‘Je kunt wel bij mij logeren hoor, ik heb best een groot hol.’ Anna veegt de tranen van haar gezicht en geeft Eelco spontaan een zoen op zijn wang.
.  Dan klinkt ineens een bulderende lach uit het bos. ‘Zozo, eerst van huis weglopen en dan staan zoenen met een eekhoorn.’ Oom Fedde schudt van het lachen.
.  ‘Nee, nee,’ zegt Anna, ‘ik kan het allemaal uitleggen, het is niet wat u denkt.’ Opgelucht ziet ze oom Fedde achter een boom vandaan komen.
.  ‘Inderdaad, het wordt tijd dat je me uitlegt wat hier allemaal aan de hand is. Ik had wat geslapen, zocht brandhout voor de kachel in de wagen en toen ontdekte ik dat ik niet alleen op reis was gegaan. En omdat ik al gauw doorhad dat de verstekeling aan boord Anna heet, heb ik je een loer gedraaid.’ Eelco verslikt zich bijna. ‘Wat is dat nou weer, een loer draaien? Is dat soms geheimtaal ofzo?’
.  Weer buldert oom Feddes lach over de vlakte. ‘Beste eekhoorn, misschien is het onderwijs in het bos niet al te best, maar iemand een loer draaien is precies hetzelfde als iemand een poets bakken.’ Het duizelt Eelco, want ook dat snapt-ie niet.
.  Anna is inmiddels tot rust gekomen en ze vliegt oom Fedde om zijn hals. ‘Alstublieft oom Fedde, stuur me niet terug, ik zal u helpen en altijd gehoorzaam en braaf zijn.’
.  Oom Fedde bromt even in zichzelf, krabt op zijn hoofd en zegt dan resoluut: ‘Eerst maar eens een hapje eten en een nachtje slapen. Morgen zien we wel weer verder, bovendien is het inmiddels donker. Kom, ik heb de wagen even verderop neergezet, verstopt eigenlijk, om je te verrassen. Ik wist alleen niet dat je zo zou schrikken. En wat moet die eekhoorn?’
.  ‘Dat is… eh… mijn vriend Eelco, een hele goeie muzikant. Mag hij… een nachtje blijven slapen?’

< Hoofdstuk 4  Hoofdstuk 6 >