11 De Beestenband

Zoals altijd is oom Fedde de volgende ochtend als eerste uit de veren.
.  De wagen staat op een klif vlak bij de oceaan, de rollende branding zorgt voor een aangenaam sonoor geluid. Ja, en de zee ziet er aantrekkelijk uit. Dus even later spettert en proest oom Fedde in de golven. Het water is best koud en daarom des te beter om helemaal wakker te worden.
.  Bij de wagen staat Anna al te redderen met brood, koffie en thee, en na het ontbijt maken ze plannen voor de komende dagen.
.  ‘Ik wil heel graag een orkest beginnen en dan in elk dorp waar we komen muziek maken,’ zegt Eelco. ‘Kunnen we ook nog wat geld inzamelen. Tenslotte zijn we allemaal aan komen waaien en heeft oom Fedde een hoop kosten die we zo met z’n allen terug kunnen verdienen.’
.  Oom Fedde krabt eens achter zijn oren, eigenlijk is hij ontroerd door deze nobele opmerking van de eekhoorn.
.  ‘Jaja,’ vervolgt Eelco, ‘ik heb er al een paar dagen over lopen te peinzen en er ook met Patricia over gesproken. Ook zij vindt het een geweldig plan.’
.  ‘Ho ho ho,’ zegt oom Fedde nu, ‘maar wie speelt wat en welke liedjes?’
.  ‘Ook dat heb ik bedacht,’ zegt Eelco geheimzinnig. ‘Kijk, ik ben natuurlijk een geweldige drummer, de basis van elk orkest en elke band. Maar er is meer. Patricia hier is een geweldige zangeres, we hebben gisteren al geoefend en het klinkt geweldig.’
.  Daar kijken Anna en oom Fedde van op, maar Patricia knikt verlegen.
.  ‘Oom Fedde speelt gitaar en accordeon, Anna heeft haar klarinet meegenomen en ons nieuwe orkestlid Lieuwe speelt contrabas.’
.  ‘Lieuwe!’ roepen oom Fedde en Anna tegelijkertijd, ‘en wie mag dat dan wel zijn?’
.  Op dat moment klinkt het wonderlijke geluid van een contrabas van achter de wagen. Allemaal zijn ze vergeten wie hen gisteren van de ondergang heeft gered, behalve Eelco natuurlijk. En daar staat-ie, Lieuwe, het hondje met een zwart en een wit oog. En met een contrabas. Hij speelt de sterren van de hemel en zijn vingers plukken als bezeten aan de snaren. Maar hij kan ook met zijn strijkstok strijken en ook dat klinkt fantastisch, en iedereen klapt en juicht als hij de laatste noot heeft gespeeld.
.     Weer krabt oom Fedde achter zijn oren. ‘Het klinkt inderdaad wonderschoon en   het idee van Eelco is zo gek nog niet, maar waar moet ik jullie allemaal laten, zo groot is de wagen niet.’
.  Nu grijpt Anna in. ‘Oom Fedde, ik begrijp dat het u overvalt, maar het idee is echt heel gaaf. We reizen de wereld rond en verdienen onderweg ons brood. En ruimte is er genoeg in de wagen, echt. Eelco en Lieuwe kunnen onder in de kast logeren, Patricia slaapt op een stok boven mijn bed en klaar is kees.’
.  ‘En al die instrumenten dan,’ zegt oom Fedde.
.  ‘U bent een meester-timmerman, u kunt vast een mooi imperiaal bouwen boven op de wagen.’
.  ‘Mmm,’ bromt oom Fedde, ‘dan bouw ik liever een klein wagentje dat we achter de grote wagen kunnen hangen.’
.  Yes, denkt Anna, het gaat lukken. ‘Ja natuurlijk,’ zegt ze, ‘dat is ook veel beter en bovendien heel praktisch.’
‘Oké,’ zegt Eelco, ‘om elf uur is de eerste repetitie, ik heb al een paar stukken gecomponeerd die we kunnen oefenen.’

.  Iedereen is opgewonden en er wordt hard gerepeteerd. Aan het eind van de dag zijn ze allemaal uitgeput. Oom Fedde heeft tussendoor ook nog flink gewerkt om een aanhanger te fabriceren en is al een heel eind gevorderd.
.  Na het avondeten is er nog een repetitie, en als ze net bezig zijn met hun muziek komen wel twintig mensen uit het naburige dorp aangewandeld. Eerst blijven ze op een afstand staan luisteren, maar gaandeweg komen ze dichterbij en als de laatste noot heeft geklonken klappen ze hun handen stuk.
.  De burgemeester is er ook en hij vraagt het orkest een paar dagen te blijven en zaterdag een concert te geven op het marktplein.
.  Eelco kijkt bedenkelijk. ‘Het is nog lang niet goed genoeg,’ zegt-ie, ‘we moeten veel langer oefenen. Bovendien is ons repertoire piepklein, ik moet nog allerlei nieuwe stukken schrijven, we hebben hoogstens materiaal voor een concert van een halfuur.’
.  ‘Afgesproken,’ zegt de burgemeester onverstoorbaar, ‘ik verwacht jullie zaterdag om drie uur op het marktplein. Jullie krijgen van mij een heerlijke maaltijd en na afloop gaan jullie met de pet rond.’
.  ‘Tsja,’ fluistert Anna, ‘nu zit je eraan vast.’
.  ‘Oké,’ zegt Eelco, ‘maar dan moeten we vanaf nu elke dag minstens vier uur oefenen en ik zal proberen nog twee nieuwe liedjes te maken.’

.  Als bezetenen werken ze drie dagen lang zowat dag en nacht. Geen wanklank, geen ruzie, alles staat in het teken van hun eerste officiële optreden. Lieuwe de hond en Eelco de eekhoorn zijn als ritmesectie de drijvende krachten. Zij kunnen echt prachtig spelen en dragen het orkest. Maar ook Patricia doet haar stinkende best, ze vergeet helemaal dat ze een gebroken vleugel heeft. Ook oom Fedde staat zijn mannetje, vooral met zijn accordeon is hij van grote waarde.
.  Alleen Anna heeft het moeilijk. Ze speelt pas twee jaar klarinet en kan het niveau maar net bijbenen. Op vrijdagavond, de dag voor het concert, breekt ze. Snikkend valt ze in de armen van oom Fedde. ‘Ik kan het niet, jullie spelen allemaal zo goed, ik ben maar een sukkel.’
.  Oom Fedde ziet het allemaal met een glimlach aan. Ten slotte zegt-ie: ‘Lieve Anna, jij bent je huis ontvlucht en op avontuur gegaan. Ga je nu bij de eerste de beste tegenslag piepen? Wil je soms terug naar huis?’
.  Die uitspraak doet wonderen. Anna vermant zich, droogt haar tranen, en even later ligt ze moe maar voldaan in haar warme bed. Dan maar een sukkel, denkt ze, maar in elk geval een vrije sukkel.

< Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 12 >